1
De last van Nineve. Het boek des gezichts van Nahum, den Elkosiet.
משא נינוה ספר חזון נחום האלקשי׃
λῆμμα νινευη βιβλίον ὁράσεως ναουμ τοῦ ελκεσαίου
2
Een ijverig God en een wreker is de HEERE, een wreker is de HEERE, en zeer grimmig; een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, en Hij behoudt den toorn Zijn vijanden.
אל קנוא ונקם יהוה נקם יהוה ובעל חמה נקם יהוה לצריו ונוטר הוא לאיביו׃
θεὸς ζηλωτὴς καὶ ἐκδικῶν κύριος ἐκδικῶν κύριος μετὰ θυμοῦ ἐκδικῶν κύριος τοὺς ὑπεναντίους αὐτοῦ καὶ ἐξαίρων αὐτὸς τοὺς ἐχθροὺς αὐτοῦ
3
De HEERE is lankmoedig, doch van grote kracht, en Hij houdt den schuldige geenszins onschuldig. Des HEEREN weg is in wervelwind, en in storm, en de wolken zijn het stof Zijner voeten.
יהוה ארך אפים [כ= וגדול] [ק= וגדל]־כח ונקה לא ינקה יהוה בסופה ובשערה דרכו ועןן אבק רגליו׃
κύριος μακρόθυμος καὶ μεγάλη ἡ ἰσχὺς αὐτοῦ καὶ ἀθῳῶν οὐκ ἀθῳώσει κύριος ἐν συντελείᾳ καὶ ἐν συσσεισμῷ ἡ ὁδὸς αὐτοῦ καὶ νεφέλαι κονιορτὸς ποδῶν αὐτοῦ
4
Hij scheldt de zee, en maakt ze droog, en Hij verdroogt alle rivieren; Basan en Karmel kwelen, ook kweelt de bloem van Libanon.
גוער בים ויבשהו וכל־הנהרות החריב אמלל בשן וכרמל ופרח לבנון אמלל׃
ἀπειλῶν θαλάσσῃ καὶ ξηραίνων αὐτὴν καὶ πάντας τοὺς ποταμοὺς ἐξερημῶν ὠλιγώθη ἡ βασανῖτις καὶ ὁ κάρμηλος καὶ τὰ ἐξανθοῦντα τοῦ λιβάνου ἐξέλιπεν
5
De bergen beven voor Hem, en de heuvelen versmelten; en de aarde licht zich op voor Zijn aangezicht, en de wereld, en allen, die daarin wonen.
הרים רעשו ממנו והגבעות התמגגו ותשא הארץ מפניו ותבל וכל־ישבי בה׃
τὰ ὄρη ἐσείσθησαν ἀπ’ αὐτοῦ καὶ οἱ βουνοὶ ἐσαλεύθησαν καὶ ἀνεστάλη ἡ γῆ ἀπὸ προσώπου αὐτοῦ ἡ σύμπασα καὶ πάντες οἱ κατοικοῦντες ἐν αὐτῇ
6
Wie zal voor Zijn gramschap staan, en wie zal voor de hittigheid Zijns toorns bestaan? Zijn grimmigheid is uitgestort als vuur, en de rotsstenen worden van Hem vermorzeld.
לפני זעמו מי יעמוד ומי יקום בחרון אפו חמתו נתכה כאש והצרים נתצו ממנו׃
ἀπὸ προσώπου ὀργῆς αὐτοῦ τίς ὑποστήσεται καὶ τίς ἀντιστήσεται ἐν ὀργῇ θυμοῦ αὐτοῦ ὁ θυμὸς αὐτοῦ τήκει ἀρχάς καὶ αἱ πέτραι διεθρύβησαν ἀπ’ αὐτοῦ
7
De HEERE is goed, Hij is ter sterkte in den dag der benauwdheid, en Hij kent hen, die op Hem betrouwen.
טוב יהוה למעוז ביום צרה וידע חסי בו׃
χρηστὸς κύριος τοῖς ὑπομένουσιν αὐτὸν ἐν ἡμέρᾳ θλίψεως καὶ γινώσκων τοὺς εὐλαβουμένους αὐτόν
8
En met een doorgaanden vloed zal Hij haar plaats te niet maken; en duisternis zal Zijn vijanden vervolgen.
ובשטף עבר כלה יעשה מקומה ואיביו ירדף־חשך׃*
καὶ ἐν κατακλυσμῷ πορείας συντέλειαν ποιήσεται τοὺς ἐπεγειρομένους καὶ τοὺς ἐχθροὺς αὐτοῦ διώξεται σκότος
9
Wat denkt gijlieden tegen den HEERE? Hij zal zelf een voleinding maken; de benauwdheid zal niet tweemaal op rijzen.
מה־תחשבון אל־יהוה כלה הוא עשה לא־תקום פעמים צרה׃
τί λογίζεσθε ἐπὶ τὸν κύριον συντέλειαν αὐτὸς ποιήσεται οὐκ ἐκδικήσει δὶς ἐπὶ τὸ αὐτὸ ἐν θλίψει
10
Dewijl zij in elkander gevlochten zijn als doornen, en dronken zijn, gelijk zij plegen dronken te zijn, zo worden zij volkomen verteerd, als een dorre stoppel.
כי עד־סירים סבכים וכסבאם סבואים אכלו כקש יבש מלא׃
ὅτι ἕως θεμελίου αὐτῶν χερσωθήσεται καὶ ὡς σμῖλαξ περιπλεκομένη βρωθήσεται καὶ ὡς καλάμη ξηρασίας μεστή
11
Van u is een uitgegaan, die kwaad denkt tegen den HEERE, een Belialsraadsman.
ממך יצא חשב* על־יהוה רעה יעץ בליעל׃ ס
ἐκ σοῦ ἐξελεύσεται λογισμὸς κατὰ τοῦ κυρίου πονηρὰ λογιζόμενος ἐναντία
12
Alzo zegt de HEERE: Zijn zij voorspoedig, en alzo velen, alzo zullen zij ook geschoren worden, en hij zal doorgaan; Ik heb u wel gedrukt, maar Ik zal u niet meer drukken.
כה אמר יהוה אם־שלמים וכן רבים וכן נגזו ועבר וענתך לא אענך עוד׃
τάδε λέγει κύριος κατάρχων ὑδάτων πολλῶν καὶ οὕτως διασταλήσονται καὶ ἡ ἀκοή σου οὐκ ἐνακουσθήσεται ἔτι
13
Maar nu zal Ik zijn juk van u breken, en zal uw banden verscheuren.
ועתה אשבר מטהו מעליך ומוסרתיך אנתק׃
καὶ νῦν συντρίψω τὴν ῥάβδον αὐτοῦ ἀπὸ σοῦ καὶ τοὺς δεσμούς σου διαρρήξω
14
Doch tegen u heeft de HEERE bevolen, dat er van uw naam niemand meer gezaaid zal worden; uit het huis uws gods zal Ik uitroeien de gesneden en gegoten beelden; Ik zal u daar een graf maken, als gij zult veracht zijn geworden.
וצוה עליך יהוה לא־יזרע משמך עוד מבית אלהיך אכרית פסל ומסכה אשים קברך כי קלות׃ ף
καὶ ἐντελεῖται ὑπὲρ σοῦ κύριος οὐ σπαρήσεται ἐκ τοῦ ὀνόματός σου ἔτι ἐξ οἴκου θεοῦ σου ἐξολεθρεύσω τὰ γλυπτὰ καὶ χωνευτά θήσομαι ταφήν σου ὅτι ταχεῖς
15
Ziet op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die vrede doet horen; vier uw vierdagen, o Juda! betaal uw geloften; want de Belialsman zal voortaan niet meer door u doorgaan, hij is gans uitgeroeid.
1
De verstrooier trekt tegen uw aangezicht op, bewaar de vesting; bezichtig den weg; sterk de lenden, versterk de kracht zeer.
הנה על־ההרים רגלי מבשר משמיע שלום חגי יהודה חגיך שלמי נדריך כי לא יוסיף עוד [כ= לעבור] [ק= לעבר]־בך בליעל כלה נכרת׃
ἰδοὺ ἐπὶ τὰ ὄρη οἱ πόδες εὐαγγελιζομένου καὶ ἀπαγγέλλοντος εἰρήνην ἑόρταζε ιουδα τὰς ἑορτάς σου ἀπόδος τὰς εὐχάς σου διότι οὐ μὴ προσθήσωσιν ἔτι τοῦ διελθεῖν διὰ σοῦ εἰς παλαίωσιν συντετέλεσται ἐξῆρται
2
Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israëls; want de ledigmakers hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken verdorven.
עלה מפיץ על־פניך נצור מצרה צפה־דרך חזק מתנים אמץ כח מאד׃
ἀνέβη ἐμφυσῶν εἰς πρόσωπόν σου ἐξαιρούμενος ἐκ θλίψεως σκόπευσον ὁδόν κράτησον ὀσφύος ἄνδρισαι τῇ ἰσχύι σφόδρα
3
De schilden zijner helden zijn rood gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur der fakkelen, ten dage als hij zich bereidt; en de spiesen worden geschud.
כי שב יהוה את־גאון יעקב כגאון ישראל כי בקקום בקקים וזמריהם שחתו׃
διότι ἀπέστρεψεν κύριος τὴν ὕβριν ιακωβ καθὼς ὕβριν τοῦ ισραηλ διότι ἐκτινάσσοντες ἐξετίναξαν αὐτοὺς καὶ τὰ κλήματα αὐτῶν διέφθειραν
4
De wagens razen door de wijken, zij lopen ginds en weder op de straten; hun gedaanten zijn als der fakkelen, zij lopen door elkander henen als de bliksemen.
מגן גבריהו מאדם אנשי־חיל מתלעים באש־פלדות הרכב ביום הכינו והברשים הרעלו׃
ὅπλα δυναστείας αὐτῶν ἐξ ἀνθρώπων ἄνδρας δυνατοὺς ἐμπαίζοντας ἐν πυρί αἱ ἡνίαι τῶν ἁρμάτων αὐτῶν ἐν ἡμέρᾳ ἑτοιμασίας αὐτοῦ καὶ οἱ ἱππεῖς θορυβηθήσονται
5
Hij zal aan zijn voortreffelijken gedenken, doch zij zullen struikelen in hun tochten; zij zullen haasten naar hun muur, als het beschutsel vaardig zal wezen.
בחוצות יתהוללו הרכב ישתקשקון ברחבות מראיהן כלפידם כברקים ירוצצו׃
ἐν ταῖς ὁδοῖς καὶ συγχυθήσονται τὰ ἅρματα καὶ συμπλακήσονται ἐν ταῖς πλατείαις ἡ ὅρασις αὐτῶν ὡς λαμπάδες πυρὸς καὶ ὡς ἀστραπαὶ διατρέχουσαι
6
De poorten der rivieren zullen geopend worden, en het paleis zal versmelten.
יזכר אדיריו יכשלו [כ= בהלכותם] [ק= בהליכתם] ימהרו חומתה והכן הסךך׃
καὶ μνησθήσονται οἱ μεγιστᾶνες αὐτῶν καὶ φεύξονται ἡμέρας καὶ ἀσθενήσουσιν ἐν τῇ πορείᾳ αὐτῶν καὶ σπεύσουσιν ἐπὶ τὰ τείχη καὶ ἑτοιμάσουσιν τὰς προφυλακὰς αὐτῶν
7
En Huzab zal gevankelijk weggevoerd worden, men zal haar heten voortgaan; en haar maagden zullen haar geleiden, als met een stem der duiven, trommelende op haar harten.
שערי הנהרות נפתחו וההיכל נמוג׃
πύλαι τῶν ποταμῶν διηνοίχθησαν καὶ τὰ βασίλεια διέπεσεν
8
Nineve is wel als een watervijver, van de dagen af dat zij geweest is, doch zij zullen vluchten. Staat, staat! zal men roepen, maar niemand zal omzien.
והצב גלתה העלתה ואמהתיה מנהגות כקול יונים מתפפת על־לבבהן׃
καὶ ἡ ὑπόστασις ἀπεκαλύφθη καὶ αὕτη ἀνέβαινεν καὶ αἱ δοῦλαι αὐτῆς ἤγοντο καθὼς περιστεραὶ φθεγγόμεναι ἐν καρδίαις αὐτῶν
9
Rooft zilver, rooft goud, want er is geen einde des voorraads, der heerlijkheid van allerlei gewenste vaten.
ונינוה כברכת־מים מימי היא והמה נסים עמדו עמדו ואין מפנה׃
καὶ νινευη ὡς κολυμβήθρα ὕδατος τὰ ὕδατα αὐτῆς καὶ αὐτοὶ φεύγοντες οὐκ ἔστησαν καὶ οὐκ ἦν ὁ ἐπιβλέπων
10
Zij is geledigd, ja, uitgeledigd, uitgeput, en haar hart versmelt, en de knieën schudden, en in al de lenden is smart, en hun aller aangezichten betrekken, als een pot.
בזו כסף בזו זהב ואין קצה לתכונה כבד מכל כלי חמדה׃
διήρπαζον τὸ ἀργύριον διήρπαζον τὸ χρυσίον καὶ οὐκ ἦν πέρας τοῦ κόσμου αὐτῆς βεβάρυνται ὑπὲρ πάντα τὰ σκεύη τὰ ἐπιθυμητὰ αὐτῆς
11
Waar is nu de woning der leeuwen, en die weide der jonge leeuwen? Alwaar de leeuw, de oude leeuw, en het leeuwenwelp wandelde, en er was niemand, die hen verschrikte.
בוקה ומבוקה ומבלקה ולב נמס ופק ברכים וחלחלה בכל־מתנים ופני כלם קבצו פארור׃
ἐκτιναγμὸς καὶ ἀνατιναγμὸς καὶ ἐκβρασμὸς καὶ καρδίας θραυσμὸς καὶ ὑπόλυσις γονάτων καὶ ὠδῖνες ἐπὶ πᾶσαν ὀσφύν καὶ τὸ πρόσωπον πάντων ὡς πρόσκαυμα χύτρας
12
De leeuw, die genoeg roofde voor zijn welpen, en worgde voor zijn oude leeuwinnen, die zijn holen vervulde met roof, en zijn woningen met het geroofde.
איה מעון אריות ומרעה הוא לכפרים אשר הלך אריה לביא שם גור אריה ואין מחריד׃
ποῦ ἐστιν τὸ κατοικητήριον τῶν λεόντων καὶ ἡ νομὴ ἡ οὖσα τοῖς σκύμνοις οὗ ἐπορεύθη λέων τοῦ εἰσελθεῖν ἐκεῖ σκύμνος λέοντος καὶ οὐκ ἦν ὁ ἐκφοβῶν
13
Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal haar wagenen in rook verbranden, en het zwaard zal uw jonge leeuwen verteren, en Ik zal uw roof uitroeien van de aarde, en de stem uwer gezanten zal niet meer gehoord worden.
אריה טרף בדי גרותיו ומחנק ללבאתיו וימלא־טרף חריו ומענתיו טרפה׃
λέων ἥρπασεν τὰ ἱκανὰ τοῖς σκύμνοις αὐτοῦ καὶ ἀπέπνιξεν τοῖς λέουσιν αὐτοῦ καὶ ἔπλησεν θήρας νοσσιὰν αὐτοῦ καὶ τὸ κατοικητήριον αὐτοῦ ἁρπαγῆς
14
הנני אליך נאם יהוה צבאות והבערתי בעשן רכבה וכפיריך תאכל חרב והכרתי מארץ טרפך ולא־ישמע עוד קול מלאככה׃ ס
ἰδοὺ ἐγὼ ἐπὶ σέ λέγει κύριος παντοκράτωρ καὶ ἐκκαύσω ἐν καπνῷ πλῆθός σου καὶ τοὺς λέοντάς σου καταφάγεται ῥομφαία καὶ ἐξολεθρεύσω ἐκ τῆς γῆς τὴν θήραν σου καὶ οὐ μὴ ἀκουσθῇ οὐκέτι τὰ ἔργα σου
1
Wee der bloedstad, die gans vol leugen, en verscheuring is! de roof houdt niet op.
הוי עיר דמים כלה כחש פרק מלאה לא ימיש טרף׃
ὦ πόλις αἱμάτων ὅλη ψευδὴς ἀδικίας πλήρης οὐ ψηλαφηθήσεται θήρα
2
Er is het geklap der zweep, en het geluid van het bulderen der raderen; en de paarden stampen, en de wagens springen op.
קול שוט וקול רעש אופן וסוס דהר ומרכבה מרקדה׃
φωνὴ μαστίγων καὶ φωνὴ σεισμοῦ τροχῶν καὶ ἵππου διώκοντος καὶ ἅρματος ἀναβράσσοντος
3
De ruiter steekt omhoog, zo het vlammende zwaard, als de bliksemende spies, en er zal veelheid der verslagenen zijn, en een zware menigte der dode lichamen; ja, er zal geen einde zijn der lichamen, men zal over hun lichamen struikelen;
פרש מעלה ולהב חרב וברק חנית ורב חלל וכבד פגר ואין קצה לגויה [כ= יכשלו] [ק= וכשלו] בגויתם׃
καὶ ἱππέως ἀναβαίνοντος καὶ στιλβούσης ῥομφαίας καὶ ἐξαστραπτόντων ὅπλων καὶ πλήθους τραυματιῶν καὶ βαρείας πτώσεως καὶ οὐκ ἦν πέρας τοῖς ἔθνεσιν αὐτῆς καὶ ἀσθενήσουσιν ἐν τοῖς σώμασιν αὐτῶν
4
Om der grote hoererijen wil der zeer bevallige hoer, der meesteres der toverijen, die met haar hoererijen volken verkocht heeft, en geslachten met haar toverijen.
מרב זנוני זונה טובת חן בעלת כשפים המכרת גוים בזנוניה ומשפחות בכשפיה׃
ἀπὸ πλήθους πορνείας πόρνη καλὴ καὶ ἐπιχαρὴς ἡγουμένη φαρμάκων ἡ πωλοῦσα ἔθνη ἐν τῇ πορνείᾳ αὐτῆς καὶ φυλὰς ἐν τοῖς φαρμάκοις αὐτῆς
5
Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal uw zomen ontdekken boven uw aangezicht, en Ik zal den heidenen uw naaktheid, en den koninkrijken uw schande wijzen.
הנני אליך נאם יהוה צבאות וגליתי שוליך על־פניך והראיתי גוים מערך וממלכות קלונך׃
ἰδοῦ ἐγὼ ἐπὶ σέ λέγει κύριος ὁ θεὸς ὁ παντοκράτωρ καὶ ἀποκαλύψω τὰ ὀπίσω σου ἐπὶ τὸ πρόσωπόν σου καὶ δείξω ἔθνεσιν τὴν αἰσχύνην σου καὶ βασιλείαις τὴν ἀτιμίαν σου
6
En Ik zal verfoeilijke dingen op u werpen, en u tot schande maken, en Ik zal u als een spiegel stellen.
והשלכתי עליך שקצים ונבלתיך ושמתיך כראי׃
καὶ ἐπιρρίψω ἐπὶ σὲ βδελυγμὸν κατὰ τὰς ἀκαθαρσίας σου καὶ θήσομαί σε εἰς παράδειγμα
7
En het zal geschieden, dat allen, die u zien, van u wegvlieden zullen en zeggen: Nineve is verstoord, wie zal medelijden met haar hebben? Van waar zal ik u troosters zoeken?
והיה כל־ראיך ידוד ממך ואמר שדדה נינוה מי ינוד לה מאין אבקש מנחמים לך׃
καὶ ἔσται πᾶς ὁ ὁρῶν σε ἀποπηδήσεται ἀπὸ σοῦ καὶ ἐρεῖ δειλαία νινευη τίς στενάξει αὐτήν πόθεν ζητήσω παράκλησιν αὐτῇ
8
Zijt gij beter dan No, de volkrijke, gelegen in de rivieren? die rondom henen water heeft, welker voormuur de zee is, haar muur is van zee.
התיטבי מנא אמון הישבה ביארים מים סביב לה אשר־חיל ים מים חומתה׃
ἑτοίμασαι μερίδα ἅρμοσαι χορδήν ἑτοίμασαι μερίδα αμων ἡ κατοικοῦσα ἐν ποταμοῖς ὕδωρ κύκλῳ αὐτῆς ἧς ἡ ἀρχὴ θάλασσα καὶ ὕδωρ τὰ τείχη αὐτῆς
9
Morenland en Egypte waren haar macht, en er was geen einde; Put en Lybea waren tot uw hulp.
כוש עצמה ומצרים ואין קצה פוט ולובים היו בעזרתך׃
καὶ αἰθιοπία ἡ ἰσχὺς αὐτῆς καὶ αἴγυπτος καὶ οὐκ ἔστιν πέρας τῆς φυγῆς καὶ λίβυες ἐγένοντο βοηθοὶ αὐτῆς
10
Nog is zij gevankelijk gegaan in de gevangenis; ook zijn haar kinderen op het hoofd van alle straten verpletterd geworden; en over haar geëerden hebben zij het lot geworpen, en al haar groten zijn in boeien gebonden geworden.
גם־היא לגלה הלכה בשבי גם עלליה ירטשו בראש כל־חוצות ועל־נכבדיה ידו גורל וכל־גדוליה רתקו בזקים׃
καὶ αὐτὴ εἰς μετοικεσίαν πορεύσεται αἰχμάλωτος καὶ τὰ νήπια αὐτῆς ἐδαφιοῦσιν ἐπ’ ἀρχὰς πασῶν τῶν ὁδῶν αὐτῆς καὶ ἐπὶ πάντα τὰ ἔνδοξα αὐτῆς βαλοῦσιν κλήρους καὶ πάντες οἱ μεγιστᾶνες αὐτῆς δεθήσονται χειροπέδαις
11
Ook zult gij dronken worden, gij zult u verbergen; ook zult gij een sterkte zoeken vanwege den vijand.
גם־את תשכרי תהי נעלמה גם־את תבקשי מעוז מאויב׃
καὶ σὺ μεθυσθήσῃ καὶ ἔσῃ ὑπερεωραμένη καὶ σὺ ζητήσεις σεαυτῇ στάσιν ἐξ ἐχθρῶν
12
Al uw vastigheden zijn vijgebomen met de eerste vruchten; indien zij geschud worden, zo vallen zij dien op den mond, die ze eten wil.
כל־מבצריך תאנים עם־בכורים אם־ינועו ונפלו על־פי אוכל׃
πάντα τὰ ὀχυρώματά σου συκαῖ σκοποὺς ἔχουσαι ἐὰν σαλευθῶσιν καὶ πεσοῦνται εἰς στόμα ἔσθοντος
13
Ziet, uw volk zal in het midden van u tot vrouwen worden; de poorten uws lands zullen uw vijanden wijd geopend worden; het vuur zal uw grendelen verteren.
הנה עמך נשים בקרבך לאיביך פתוח נפתחו שערי ארצך אכלה אש בריחיך׃
ἰδοὺ ὁ λαός σου ὡς γυναῖκες ἐν σοί τοῖς ἐχθροῖς σου ἀνοιγόμεναι ἀνοιχθήσονται πύλαι τῆς γῆς σου καὶ καταφάγεται πῦρ τοὺς μοχλούς σου
14
Schep u water ter belegering; versterk uw vastigheden; ga in de klei, en treed in het leem; verbeter den ticheloven.
מי מצור שאבי־לך חזקי מבצריך באי בטיט ורמסי בחמר החזיקי מלבן׃
ὕδωρ περιοχῆς ἐπίσπασαι σεαυτῇ καὶ κατακράτησον τῶν ὀχυρωμάτων σου ἔμβηθι εἰς πηλὸν καὶ συμπατήθητι ἐν ἀχύροις κατακράτησον ὑπὲρ πλίνθον
15
Het vuur zal u aldaar verteren; het zwaard zal u uitroeien, het zal u afeten, als de kevers, vermeerder u als sprinkhanen.
שם תאכלך אש תכריתך חרב תאכלך כילק התכבד כילק התכבדי כארבה׃
ἐκεῖ καταφάγεταί σε πῦρ ἐξολεθρεύσει σε ῥομφαία καταφάγεταί σε ὡς ἀκρίς καὶ βαρυνθήσῃ ὡς βροῦχος
16
Gij hebt meer handelaars, dan er sterren aan den hemel zijn; de kevers zullen invallen, en er van vliegen.
הרבית רכליך מכוכבי השמים ילק פשט ויעף׃
ἐπλήθυνας τὰς ἐμπορίας σου ὑπὲρ τὰ ἄστρα τοῦ οὐρανοῦ βροῦχος ὥρμησεν καὶ ἐξεπετάσθη
17
Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen, en uw krijgsoversten als de grote kevers, die zich in de heiningmuren legeren in de koude der dagen; wanneer de zon opgaat, zo vliegen zij weg, alzo dat hun plaats onbekend is, waar zij geweest zijn.
מנזריך כארבה וטפסריך כגוב גבי החונים בגדרות ביום קרה שמש זרחה ונודד ולא־נודע מקומו אים׃
ἐξήλατο ὡς ἀττέλεβος ὁ σύμμικτός σου ὡς ἀκρὶς ἐπιβεβηκυῖα ἐπὶ φραγμὸν ἐν ἡμέραις πάγους ὁ ἥλιος ἀνέτειλεν καὶ ἀφήλατο καὶ οὐκ ἔγνω τὸν τόπον αὐτῆς οὐαὶ αὐτοῖς
18
Uw herders zullen sluimeren, o koning van Assur! uw voortreffelijken zullen zich leggen, uw volk zal zich op de bergen wijd uitbreiden, en niemand zal ze verzamelen.
נמו רעיך מלך אשור ישכנו אדיריך נפשו עמך על־ההרים ואין מקבץ׃
ἐνύσταξαν οἱ ποιμένες σου βασιλεὺς ἀσσύριος ἐκοίμισεν τοὺς δυνάστας σου ἀπῆρεν ὁ λαός σου ἐπὶ τὰ ὄρη καὶ οὐκ ἦν ὁ ἐκδεχόμενος
19
Er is geen samentrekking voor uw breuk, uw plage is smartelijk; allen, die het gerucht van u horen, zullen de handen over u klappen; want over wien is uw boosheid niet geduriglijk gegaan?
אין־כהה לשברך נחלה מכתך כל שמעי שמעך תקעו כף עליך כי על־מי לא־עברה רעתך תמיד׃
οὐκ ἔστιν ἴασις τῇ συντριβῇ σου ἐφλέγμανεν ἡ πληγή σου πάντες οἱ ἀκούοντες τὴν ἀγγελίαν σου κροτήσουσιν χεῖρας ἐπὶ σέ διότι ἐπὶ τίνα οὐκ ἐπῆλθεν ἡ κακία σου διὰ παντός